De laatste loodjes…

 

Waar ik een hekel aan heb is te laat op een afgesproken plek komen en daarom vertrek ik altijd op tijd. Wat je niet in de hand hebt zijn onvoorziene omstandigheden. Nu hadden Wil, die met me meereed, en ik te maken met extra vertraging, want zowel bij Gaarkeuken en Zoutkamp moesten we wachten op schepen die de sluis binnenvoeren. Weshalve moest ik mijn oude bijnaam ’Der Schumi’ (naar oud-coureur en wereldkampioen Michael Schumacher, die trouwens na een ski-ongeluk nooit meer (te) hard heeft gereden) eer aan doen en er flink de sokken in zetten om vervolgens precies één minuut voor de afgesproken tijd bij De Rug te arriveren. Daar werden we opgewacht door Marian, Nicolien, Janny Kramer en twee in paddenstoelen geinterresseerde gasten: Mirjam van Dalen en Martje Kiemel. Maar waar was Inge… Even later belde ze… vanuit Haren. Door onvoorziene omstandigheden kon ze toen pas vertrekken. Iets van drie kwartier later, en na enkele telefoontjes om ons in het veld te vinden, sloot zij zich, vergezeld door Richard, bij de groep aan.

 

Wij waren toen nog niet lang onderweg, want we hadden eerst koffie gedronken in de kantine van Staatsbosbeheer, daartoe uitgenodigd door boswachter (en vogelaar) Hans Gartner. Veel namen waren er dan ook nog niet genoteerd en bovendien was er oponthoud vanwege mooie, terrestrisch groeiende, oranje schijfjes, groot en klein, die tamelijk massaal op meerdere plekken stonden. Het was het Gewoon korthaarschijfje (Melastiza chateri), een vrij algemene verschijning. Eenieder moest daarvan uiteraard een foto maken en uit het grote aanbod zal webmaster Janny Mulder wel een mooie bij dit verslag plaatsen. Aardig om te zien was een gal op een rietstengel waar Mirjam ons op wees, veroorzaakt door de Grote rietsigaargalhalmvlieg. Er is altijd wel oog voor andere zaken. Toen de groep compleet was doken we een ietwat rommelig ogend loofbosje in waar best het een en ander kon worden genoteerd. Het meest in het oog springend waren groepen grote, gelige plaatjeszwammen die, bleek later, op meer plaatsen waren te vinden. Waren het misschien witte, door de vorst van kleur verschoten, ridderzwammen. Dan kom je uit op soorten als de Witte ridderzwam (Tricholoma album (KW)), Witte duifridderzwam (T. columbetta (BE)) en de Okerwitte ridderzwam (T. stiparophyllum (KW)). Zelf opperde ik nog of het misschien een veldridderzwam was. Inge kwam later met het antwoord, waarbij ze bekende dat het tot haar grote spijt niet de door haar zeer gewenste Geelvlekkende ridderzwam (T. sulphurescens (VN)) was, maar ’gewoon’ de Witte ridderzwam. Het zou wat zijn geweest als het die geelvlekkende was, want VN betekent dus dat hij in Nederland al lange tijd is uitgestorven en sowieso voor die tijd al een zeer zeldzame soort was.

 

Omdat het al tegen lunchtijd liep en het te bezoeken middaghok een eindje lopen was besloten we terug te gaan naar het gebouw van Staatsbosbeheer om daar ons eten te nuttigen en konden sommigen weer op temperatuur komen. Daar troffen we een geheel andere setting dan ’s morgens aan, Hans Gartner was met ene Bernard gaan vogelen, namelijk enkele vrijwilligers uit Gelderland en twee stagairs die onder de hoede van boswachter Jaap Kloosterhuis de fijne kneepjes van het handhaven gaan leren. Nadat we ons hadden voorgesteld mochten we aanschuiven en werden we van koffie voorzien. Inge en Richard kwamen later binnen, want zij - immers nog nauwelijks warmgelopen - waren nog enthousiast druk bezig hun bakjes met korstjes en klein spul te vullen. Dat leverde nadien twee waslijsten met gemicroscopieerde soorten op waardoor er een ’lijstje’ uit de bus rolde met daarop bijna 120 soorten. Gelijk een reden om de volgende excursie hier ook maar te organiseren, want met de mycoflora in de buurt van Roden is het na de nachtvorst die er is geweest een stuk minder goed gesteld. Bij de soorten die Richard opgaf was voor hem (en voor mij) een nieuwkomer, getooid met de fraaie naam Ampulhoutmoffelzwam (Lentomitella cirrhosa). Voor hem was de Bramenkarafjeszwam (Valsa ceratophora) ook nieuw, maar bij een eerdere gelegenheid al eens door Henk Pras gefotografeerd. Veel is er niet op de foto te zien. Een op een eikentak aan de spleetlippen gerelateerde Hysterobrevium moet nog nader worden onderzocht.

 

Via een klein stukje ’tussenhok’, waar onder andere het Gekarteld leemkelkje (Tarzetta catinus) werd gezien, kwamen we in het ’middaghok’ terecht. Naast veel ’klein spul’ werden voorwaar toch ook nog enkele symbionten gevonden, bijvoorbeeld de Geurige wilgenrussula (Russula laccata) en de Donzige melkzwam (Lactarius pubescens). Bij de vele mycena’s was ook de Roze peutermycena (Mycena smithiana (KW)) die volgens Inge geheel ten onrechte op de Rode Lijst staat, want wanneer er iets meer in het strooisel wordt gezocht kom je hem best vaak tegen. Op haar lijstje met nadeterminaties stond een waaszwam (Tulasnella saveloides) die nog een Nederlandse naam ontbeert en ongetwijfeld nog niet vaak is gevinden. Bij haar Sideria vulgaris kwam ik in de problemen, maar vond hem onder de Nederlandse naam Maanspoorstrookzwam die in 'Naam & faam' vermeld staat als Antrodia lenis. Janny Kramer kwam ook nog met een kort lijstje met daarop determinaties van enkele myxomyceten. Eén ervan was het vrij zeldzame Hoekmazig kalknetje (Badhamia capsulifera). Die was nog niet eerder in Noord-Nederland gevonden. Mooi dat Janny zich hiermee bezighoudt. Wel komen haar determinaties later, omdat het materiaal eerst moet rijpen, hetgeen enkele dagen duurt en soms nog langer. En niet altijd leidt het resultaat. 

Nadat dit verslag is geplaatst kwam nog de melding binnen van de Kleverige wasporia (Ceriporia mellita) die was gaan sporuleren en pas toen van de naam kon worden voorzien. Het is een zeldzaamheid die al eerder twee keer in dit gebied is gevonden en een keer dichtbij (Leens?). Elders in Nederland is hij drie keer gemeld. Een foto, en die van enkele myxomyceten, staan op de volgende pagina.

 

Cees    

 

 

  Klik hier voor meer foto's